Geschiedenis

 

 Het begin van animatie(film) voert ons terug tot het einde van de 19e eeuw. Het medium begint met een aantal voor die tijd ingenieuze uitvindingen. Deze uitvindingen waren allemaal gebaseerd op de ontdekking dat een beeld, opgevangen door ons oog, niet onmiddellijk van ons netvlies verdwijnt. Er is een soort nawerking: het nabeeld. Wanneer we snel een tweede beeld waarnemen, komt dit op ons netvlies als het ware even over het eerste heen. Hierdoor kunnen we de indruk krijgen, dat we beweging zien. Als de beelden elkaar niet snel genoeg opvolgen, zien we gewoon losse beelden (het eerste beeld is dan alweer van het netvlies verdwenen).

De apparaten uit de vroege ontstaansgeschiedenis van de animatie kregen klinkende namen zoals Thaumatroop, Phenakisticoop, Zoötroop, folioscoop

(flipboekje) en  praxinoscoop.

 

Veel van deze uitvindingen waren een kermisattractie of te zien in het vaudeville theater. Het is nu bijna niet meer voor te stellen dat de Praxinoscoop van Emile Reynaud (een apparaat, waarbij een aantal op een leren riem bevestigde en beschilderde dia’s, langs een projectielamp worden getrokken) bij zijn presentatie net zoveel indruk gemaakt heeft als nu de nieuwste attracties op het gebied van virtual reality. Er bestond toen nog geen film, dus je moet bedenken dat mensen nog nooit zoiets hadden gezien. We zijn nu als vanzelfsprekend met zoveel audiovisueel beeld omgeven dat de impact van toen nog nauwelijks voorstelbaar is.

 

Door de uitvinding van de fotografie werd er meer mogelijk op het gebied van animatie. Fotograaf Eadweard Muybridge (1830 -1904) was een van de pioniers van het medium. Om bewegingen van mensen en dieren in allerhande verschillende acties te registreren en analyseren zette hij camera´s op een rij. Vervolgens liet hij het dier langs de rij camera´s rennen en deze legden dit vast. Het werk van Muybridge is nu nog steeds een grote bron van kennis voor veel animatiefilmers. Zijn fortoreeksen geven nog steeds veel informatie over de bewegingspatronen van mensen en dieren. Een handige hulpbron.

Met de uitvinding van het reproduceerbare fotografische filmmateriaal gingen in het begin van de 20e eeuw pioniers zoals Emile Cohl (Fantasmagorie) en Winsor McCay series tekeningen op film zetten. Veel van deze pioniers waren striptekenaars zoals McCay die stripfiguur Gertie the Dinosaur op het witte doek tot leven liet komen. De tekenfilm werd in de Verenigde Staten als eerste animatievorm heel bekend, vooral door makers als Max Fleischer en Walt Disney. De sterren uit deze films werden erg populair en zijn dat nog steeds zoals Felix the Cat, Popeye en Mickey Mouse. Zij bevolken een deel van ons collectieve geheugen. In Europa ontstaat juist een rijke traditie in de poppenfilm. Vermeldenswaardig hier is de Russische filmmaker Ladislas Starewitz die films begon te maken met geprepareerde insecten, wat een heel ander maar verrassende films opleverde. Zijn film Cameraman’s Revenge uit 1911 is hier een fraai en origineel voorbeeld van.

De ontwikkeling van de animatiefilm loopt voor een deel parallel aan die van de live action film en de technische ontwikkelinge n zoals de komst van geluid en kleur vormden een extra beeldend en commercieel potentieel. In een eeuw tijd ontwikkelt het medium zich van een zwijgend medium (films zonder geluid) in zwart-wit in vaudeville en op kermis tot een full color HD beeld vaak in 3D op allerlei verschillende schermen, groot en klein.
Door de komst van televisie was er een extra beeldscherm dat gevuld moest worden. De vraag was groter dan het aanbod en in rap tempo werd de productie opgevoerd. Animatie werd nog meer dan dat het al was een massa mediaal product en dat kwam de kwaliteit niet altijd ten goede. De series moesten dus snel gemaakt worden en mochten niet te duur zijn. Om de kosten laag te houden werden vormen van limited animation toegepast. De animatie was minimaal alleen het hoogstnoodzakelijke werd geanimeerd en zo ontstond er een alternatieve versie van talking heads, zoals bij Hanna Barbera’s The Jetsons. Karakters acteerden niet meer maar bewogen alleen hun mond. Bewegingen werden minder fraai uitgevoerd, achtergronden niet zo fraai vormgegeven de verhaallijnen flinterdun. Maar er zijn in de geschiedenis ook voorbeelden te vinden van animatiefilmers die van de beperking een creatieve uitdaging maakten. De films van United Productions of America (in de volksmond afgekort tot UPA) zijn hier fraaie voorbeelden van. De karakters zijn fraai gestileerd en de decors sterk geabstraheerd. De films sloten meer aan bij de kunststromingen uit de tijd. Gerald McBoing McBoing was ook wat betreft inhoud erg origineel.


 

Animatie voor televisie werd vooral vermaak voor kinderen en niet altijd even fraai geproduceerd. Daar komt de laatste decennia geleidelijk verandering in door series als The Simpsons (begonnen in de jaren tachtig). Deze tekenfilm had een heel eigen stijl en werd ook bekeken door volwassenen. Ook MTV laat in die tijd met de vertoning van korte animatiefilms zien dat animatie meer was dan alleen tekenfilm. Toen nog een muziekzender maakte het gebruik van veel speciaal voor het televisiestation gemaakte korte animaties en broadcast design.

 

In en na de jaren zestig veranderde er veel. Er werden meer verschillende soorten films gemaakt. Ook hoefde je niet bij een grote studio met veel geld te werken om een animatiefilm te kunnen maken. Animatiefilm ontwikkelde zich als een medium voor zowel kinderen als volwassenen. Er was voor iedereen wat wils. In 1960 vond het eerste animatiefilmfestival plaats. Ook werden er allerlei stichtingen en andere instanties opgezet die zich inzetten voor de animatiefilm. Er komen steeds meer initiatieven die animatie beschouwen en benaderen als een serieuze kunstvorm.

Na de televisie verspreidde in de jaren negentig het gebruik van de computer zich op grote schaal. De eerste experimenten stammen al uit de jaren zestig, maar toen was alles nog heel duur en daarmee niet commercieel inzetbaar. Later werd met de computer werd het maken van een animatiefilm goedkoper en makkelijker. Bovendien hoef je geen professional te zijn om iets op de computer uit te proberen of te maken. Je hebt geen camera nodig en ook geen extra materialen als papier of verf. Computeranimatie is dus de laatste toevoeging aan de lijst van de vele vormen van animatiefilm. De mogelijkheden en toepassingen van animatie zijn sinds het ontstaan steeds uitgebreid. Vooral door de komst van de computer is het aantal toepassingen en verschijningsvormen sterk toegenomen. Webanimaties zijn hier een bijzonder voorbeeld van. Het is met de computer relatief eenvoudig om animatie te maken er is speciale software voor ontwikkeld zoals Flash. Dankzij het internet is het ook eenvoudig te verspreiden en is daarom snel populair geworden.

De computer zorgde voor nog meer nieuwe fenomenen, zoals interactiviteit. Bij een televisie of bij een film kan je niet ingrijpen, bij een computerspel wel. Als je een spel speelt ben jij degene die de actie bepaalt. Met dit idee zijn mensen gaan experimenteren. Het is nu namelijk mogelijk om een figuur op de computer aan te sturen met je eigen bewegingen. Een persoon moet zich met allerlei speciale apparatuur aansluiten op een computer. Als deze persoon dan een arm optilt, doet de figuur op de computer dat ook. De animator kan zo de computerfiguur heel natuurlijk laten bewegen. Dit wordt ook wel performance animatie, of motion capture (beweging vastleggen) genoemd. Door puristen wordt dit vaak niet als animatie gezien omdat er bij animatie sprake moet zijn van een beweging die in werkelijkheid niet heeft bestaan.

De toekomst van animatie is ook direct verbonden met virtual reality. Virtual reality is een door een computer gemaakte omgeving die vaak heel realistisch oogt maar in de werkelijke dimensie niet bestaat . Door middel van een speciale bril op die verbonden is met de computer ziet de toeschouwer de omgeving die in de computer is gemaakt en die reageert op bewegingen van de speler. Bijvoorbeeld, als het hoofd draait beweegt de omgeving mee, net als in het echt. Dit is alleen mogelijk door de digitale technieken.